Wetsontwerp inzake de reprografie en onderwijsuitzondering aangenomen in de KamerLEES MEER

Groot-Bijgaarden, 27 december 2016

Op donderdag 15 december 2016 werd het  wetsontwerp tot wijziging van sommige bepalingen van boek XI van het economisch recht aangenomen in de plenaire vergadering van de Kamer. Dit wetsontwerp legt de nieuwe regels vast inzake de reprografie en onderwijsuitzondering. Het wetsontwerp zal nu ter bekrachtiging aan de Koning worden voorgelegd die de inwerkingtreding van de wet verder zal bepalen.

De belangrijkste principes van het wetsontwerp zijn:

 

-Een eigen vergoedingsrecht voor uitgevers voor fotokopies

 

Het wetsontwerp kent de uitgevers een eigen recht op vergoeding toe ter compensatie van de schade die door het fotokopiëren wordt berokkend aan de hun geleverde investeringen in de privé- en publieke sector. Conform het arrest van het Hof van Justitie van 12 november 2015 zal dit eigen recht van de uitgevers geen negatieve invloed hebben op de compensatie van de schade geleden door de auteurs.

 

-De afschaffing van de vergoeding die wordt geheven op apparaten

 

Wanneer een fotokopie wordt gemaakt van een auteursrechtelijk beschermd werk door een professionele eindgebruiker is voortaan enkel nog maar de vergoeding verschuldigd die wordt bepaald in functie van het aantal reproducties van de beschermde werken. De vergoeding die geheven wordt op apparaten wordt dus volledig afgeschaft.

 

-Alle reproducties in familiekring voortaan onder uitzondering voor privékopie

 

Fotokopies die thuis worden gemaakt vallen voortaan onder het systeem van de uitzondering voor thuiskopie.

 

-Parallellisme uitzondering en vergoeding voor de uitzondering

 

De uitzonderingen voor reprografie en privékopie mogen volgens het Hof van Justitie geen illegale reproducties toelaten. De vergoeding voor reprografie kan slechts die schade compenseren die wordt veroorzaakt door reproducties die onder de uitzondering voor reprografie vallen. Illegale kopieën mogen dus geen deel uitmaken van de berekeningsbasis van deze vergoeding.

 

-Eén enkele vergoeding voor alle uitzonderingen ten gunste van het onderwijs

 

Er wordt één enkele bepaling voorzien in het wetboek waarin alle relevante uitzonderingen ten gunste van het onderwijs (reproducties op papier, digitale reproducties, mededeling in een gesloten netwerk) worden samengebracht. Aan deze bepaling zal één enkele vergoeding worden gekoppeld. Dit laat enerzijds een administratieve vereenvoudiging toe, en anderzijds ook een grotere juridische zekerheid voor de onderwijsinstellingen.

 

Bovenstaande wijzigingen zullen worden aangebracht in het Wetboek van Economisch Recht en vergen eveneens een aanpassing van de bepalingen die de vaststelling en de inning van de vergoeding voor reprografie regelen die vastgelegd werden in het koninklijk besluit van 30 oktober 1997. Dit koninklijk besluit wordt opgeheven en vervangen door twee nieuwe ontwerpen van koninklijk besluit, die de vergoeding op apparaten opheft en de vaststelling en de inning van de vergoeding op de kopieën regelt. De Koninklijke Besluiten reprografie auteurs en reprografie uitgevers, waarin de 50/50 split gewaarborgd blijft, werden reeds op 24 november 2016 goedgekeurd door de ministerraad en overgemaakt aan de Raad van State voor advies. Wat de onderwijssector betreft, regelen twee aparte Koninklijke Besluiten de vergoeding van auteurs en uitgevers, maar deze laten voorlopig nog op zich wachten.

 

Dit wetsontwerp houdt rekening met de juridische opmerkingen van het Hof van Justitie, maar heeft ook in de mate van het mogelijke willen voorzien in continuïteit. Uitgevers blijven vergoedingsgerechtigd onder de reprografie en de onderwijsuitzondering en de gelijke vergoeding tussen auteurs en uitgevers, een fundament van het collectief rechtenbeheer in de sector, werd eveneens gehandhaafd. Auteurs en uitgevers lijden immers in gelijke mate schade door de reproducties van auteursrechtelijke beschermde werken onder wettelijke licenties.  Anderzijds is het wel een gemiste kans dat dit wetsontwerp, in tegenstelling tot eerdere pogingen tot omzetting van de Richtlijn 2011/29 Informatiemaatschappij, het systeem van reprografie niet heeft uitgebreid naar de prints van beschermde werken, die in volume minstens even belangrijk zijn als de fotokopieën daarvan.  Een inning onder exclusief recht, zoals die vandaag de dag reeds geldt voor het digitaal hergebruik van krantenartikels (bv. verspreiding via e-mail/intranet/internet), dringt zich dan ook op voor wat betreft de prints.

 

 

 

PERSBERICHT REPROBEL: Auteurs en uitgevers treuren om het overlijden van Prof. Dr. Roger BlanpainLEES MEER


 
Copyright reform packageLEES MEER

Op 14 september 2016 hebben de Europese commissarissen Andrus Ansip en Günther Oettinger een voorstel van Richtlijn “Copyright in the digital single market” voorgesteld. Door de razendsnelle digitale ontwikkelingen drong een modernisering van het auteursrecht zich op dat is aangepast aan de 21ste eeuw. Dit voorstel dient vele vraagtekens op te lossen die reeds lange tijd aan de orde zijn in de mediasector aangezien de laatste Europese richtlijn inzake auteursrechten dateert van 2001 (Richtlijn 2001/29).

Dit voorstel van richtlijn voert een uitgeversrecht in voor persuitgevers dat hen het recht geeft op te treden tegen ongeautoriseerde online reproducties en mededelingen van perspublicaties en voorziet in een beschermingsduur van 20 jaar vanaf het tijdstip waarop de uitgave op een geoorloofde wijze toegankelijk is gemaakt. Hiermee erkent de Commissie de belangrijke rol van uitgevers in het medialandschap. Alle verdere informatie over het uitgeversrecht voor het digitaal hergebruik van perspublicaties, zoals omschreven in artikel 11 van de ontwerprichtlijn vindt u op: www.vlaamsenieuwsmedia.be/newsroom/2016/09/uitgevers-erkent-als-rechthebbenden-in-europa.

Een andere belangrijke bepaling is artikel 12, die rechtszekerheid dient te creëren naar aanleiding van het Reprobel/HP arrest van het Hof van Justitie van 12 november 2015.

Volgens de huidige Belgische regelgeving inzake auteursrecht is het toegelaten om onder bepaalde voorwaarden krantenartikels te fotokopiëren zonder toestemming van auteur of uitgever. Hiertegenover staat dat auteurs en uitgevers daarvoor een vergoeding moeten ontvangen, namelijk de reprografievergoeding.

Het Hof van Beroep te Brussel heeft eind 2013 verschillende prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie over de interpretatie van de Richtlijn 2001/29, zodoende meer duidelijkheid te scheppen over een aantal aspecten van de reprografieuitzondering, waaronder de rechtmatigheid van het uitgeversaandeel in de reprografievergoeding.

De Richtlijn 2001/29 erkent in het kader van enkele facultatieve uitzonderingen op het reproductierecht van de auteur, onder meer voor de reprografie, het recht op een billijke compensatie voor de “rechthebbenden”, zonder deze term verder te preciseren. De vraag werd nu gesteld of de uitgevers ook onder deze groep van rechthebbenden vallen aangezien zij volgens de Belgische wetgeving, samen met de auteurs, recht hebben op een vergoeding maar niet expliciet vermeld staan als rechthebbende in deze richtlijn.

Wat de rechthebbenden van de reprografievergoeding betreft, oordeelt het Hof dat de wet in de regel geen deel van de billijke vergoeding voor de auteurs (die wel expliciet als rechthebbenden staan omschreven in de richtlijn) mag toewijzen aan de uitgevers. Het Hof heeft wel uitdrukkelijk de mogelijkheid open gehouden voor de nationale wetgever om een afzonderlijke vergoeding voor uitgevers te voorzien – buiten de richtlijn om[1] - ter compensatie van het eigen nadeel dat die laatsten lijden door de reprografieuitzondering. Er wordt hierbij sterk de nadruk gelegd dat zo’n nationale vergoeding voor uitgevers in ieder geval geen afbreuk mag doen aan de billijke vergoeding voor de auteurs op grond van de richtlijn.

Om meer rechtszekerheid te creëren, wordt er nu in artikel 12 van de ontwerprichtlijn uitdrukkelijk voorzien hetgeen het Hof van Justitie reeds in zijn arrest heeft aangehaald, namelijk dat uitgevers ook een faire vergoeding kunnen opeisen in het geval van wettelijke licenties zoals de reprografie. Het artikel bepaalt dat:

“ Lidstaten kunnen voorzien, dat in geval een auteur aan een uitgever een recht heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven, deze overdracht of licentie een voldoende wettelijke basis is voor een uitgever om een deel van de compensatie voor het gebruik van de werken onder een exceptie of beperking van het overgedragen of in licentie gegeven recht op te eisen.”

Op zich een positieve bepaling die de uitgevers naar waarde schat in de waardenketen, alhoewel het een pijnpunt blijft dat het de lidstaten enkel de mogelijkheid biedt en geen verplichting oplegt, waardoor lidstaten vrij zijn om te oordelen of uitgevers al dan niet mogen meedelen in de vergoedingen uit wettelijke licenties. Terwijl het klaar en duidelijk is dat uitgevers zware investeringen moeten doen met het oog op de exploitatie van hun publicaties en een groot deel van hun inkomsten mislopen wanneer hun publicaties onder een wettelijke uitzondering zoals de reprografie of thuiskopie worden gebruikt. Als een lidstaat beslist om de vergoeding onder de wettelijke licentie enkel toe te kennen aan auteurs, valt de uitgever tussen twee stoelen. Hij kan voor de geleden schade niet innen onder exclusief recht want de wettelijke licentie bestaat nog steeds en laat iedereen toe dergelijke kopieën te maken, hiervoor de verschuldigde vergoeding te betalen, maar met dat verschil dat de vergoeding enkel dient te worden uitgekeerd aan de auteurs.

[1] De Richtlijn 2001/29 laat dergelijke ruimte toe voor een “eigen recht” voor de uitgevers aangezien zij geen maximale harmonisatie beoogt met betrekking tot de reprografievergoeding en de lidstaten hierover nog een ruime beoordelingsmarge laat.

Linken onder bepaalde omstandigheden illegaal geacht door het Hof van Justitie.LEES MEER

Commerciële websites mogen niet vrij en ondoordacht doorlinken naar een site waar illegaal verkregen content werd gepubliceerd. Dit blijkt uit een recent arrest van het Europees Hof van Justitie met betrekking tot een rechtszaak tussen de Nederlandse website GeenStijl en het mediabedrijf Sanoma (C-160/15).

GeenStijl had in oktober 2011 een link gepubliceerd naar een Australische website waar uitgelekte foto’s te zien waren. Deze foto’s waren eigendom van het naaktmagazine Playboy, dat in Nederland wordt uitgegeven door Sanoma. GeenStijl werd voor de rechter gedaagd omdat ze meermaals weigerden de links te verwijderen en volgens Sanoma inbreuk maakt op het auteursrecht. De Hoge Raad der Nederlanden heeft hierover prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie. Immers, ingevolge de Richtlijn 2001/29/EG moet voor elke handeling bestaande in een mededeling aan het publiek toestemming worden verleend door de auteursrechthebbende. De Hoge Raad wijst er echter op dat via internet zeer veel werk te vinden is dat zonder toestemming van de auteursrechthebbende is gepubliceerd, en dat het voor de beheerder van een website niet altijd eenvoudig is om na te gaan of de auteur toestemming heeft verleend.

Het Hof herinnert aan zijn eerdere Svensson-rechtspraak, volgens welke het begrip „mededeling aan het publiek” een individuele beoordeling vraagt waarbij rekening moet worden gehouden met meerdere criteria, waaronder in de eerste plaats het bewuste karakter van de interventie. In de tweede plaats duidt het begrip "publiek” op een onbepaald aantal potentiële ontvangers en in de derde plaats is het van belang of een mededeling aan het publiek een winstoogmerk heeft. Ter herinnering: in het Svensson arrest (C-466/12) was het Hof van oordeel dat hoewel de plaatsing van een hyperlink naar een vrij beschikbaar werk een mededeling uitmaakt, er geen sprake is van een mededeling aan het publiek.  De rechthebbenden hebben namelijk rekening gehouden met alle internetgebruikers op het moment dat ze instemmen met de initiële online publicatie van hun werk op een vrij toegankelijke website. Het Hof ging toen niet verder in op de vraag of er sprake is van een nieuw publiek wanneer de initiële publicatie zonder toestemming van de rechthebbende plaatsvindt.

Het Hof oordeelt nu dat het plaatsen op een website van een hyperlink naar auteursrechtelijk beschermde werken die zonder toestemming van de auteursrechthebbende zijn gepubliceerd op een andere website geen “mededeling aan het publiek” vormt wanneer de plaatser van deze link dit doet zonder winstoogmerk en zonder te weten dat de publicatie van deze werken illegaal was. Indien deze hyperlinks daarentegen wel met een winstoogmerk worden verstrekt, wordt kennis van het illegale karakter van de publicatie op een andere website vermoed, tenzij anders kan worden aangetoond.[1]

Uit voornoemd arrest valt af te leiden dat GeenStijl met een winstoogmerk hyperlinks heeft verstrekt naar de foto’s en dat er geen toestemming werd gegeven voor de publicatie van deze foto’s op internet. Bovendien lijkt uit de weergave van de feiten dat GeenStijl zich bewust was van het illegale karakter van die publicatie en dus niet het vermoeden kan weerleggen dat plaatsing van deze links is gebeurd met volledige kennis van het illegale karakter van die publicatie. Aan de voorwaarden van “mededeling aan het publiek” lijkt in dit geval voldaan te zijn, maar De Hoge Raad der Nederlanden dient zich daarover nu nog uit te spreken.

Het vrij kunnen hyperlinken op het internet heeft door dit arrest een beperkter toepassingsgebied gekregen waarbij commerciële websites meer op hun hoede dienen te zijn aangezien het risico bij de linker wordt geplaatst.

Dit arrest sluit aan bij de policy van License2Publish inzake deeplinken. De Vlaamse krantenuitgevers laten deeplinken voor niet-commerciële doeleinden immers reeds een aantal jaren toe onder bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden en enkele voorbeelden zijn terug te vinden op de website www.license2publish.be/heeft-u-een-licentie-nodig. Het deeplinken voor commerciële doeleinden behoeft een licentie waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen ondernemingen die op systematische wijze links ter beschikking stellen met inbegrip van de terbeschikkingstelling aan het publiek (via het internet) en ondernemingen die op systematische wijze links ter beschikking stellen met uitzondering van de terbeschikkingstelling aan het publiek (via het internet). Er mag namelijk niet uit het oog worden verloren dat zowel het Svensson arrest als dit arrest zich enkel uitspreken over het hyperlinken zelf. Op welke wijze de linken worden weergegeven speelt echter ook een rol. Men kan een hyperlink aanbrengen naar content zonder hierbij een reproductiehandeling te stellen. Indien de link echter de titel van een artikel hergebruikt als aanklikbare link (eventueel gevolgd door een snippet) maakt dit een reproductiehandeling uit die aanleiding kan geven tot een reproductievergoeding.

[1] Zie dienaangaande rechtsoverweging 47 t.e.m. 51 van het arrest over de kwalificatie van het begrip “mededeling aan het publiek” indien er al dan niet een winstoogmerk wordt beoogd.

Panoramavrijheid ingevoerd in Belgisch auteursrechtLEES MEER
De panoramavrijheid wordt ingevoerd in het Belgische auteursrecht waardoor de auteur of rechthebbende zich niet langer kan verzetten tegen een reproductie van zijn werk dat zich in het openbaar domein bevindt. Een aanpassing van het Wetboek van economisch recht is hierdoor nodig met de volgende bepaling: "Wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, kan de auteur zich voortaan niet verzetten tegen:
 
- de reproductie en de mededeling aan het publiek van werken van beeldende, grafische of bouwkundige kunst, die zijn gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst;
 
- indien de reproductie of de mededeling gebeurt van het werk zoals het zich aldaar bevindt en wanneer die reproductie of mededeling geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van het werk en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de auteur".
 
Dankzij de hedendaagse technologie is het heel gemakkelijk om foto’s te nemen en die snel te verspreiden. Maar zo’n foto kan een reproductie zijn van een auteursrechtelijk beschermd werk. Denk bijvoorbeeld aan foto’s van pagina’s uit een boek die vrij worden verspreid of aan auteursrechtelijk beschermde werken die permanent in openbare plaatsen zijn ondergebracht, zoals een beeldhouwwerk op een plein of een graveerwerk aan een openbaar gebouw.
 
België is samen met Frankrijk, Luxemburg, Italië en Griekenland een van de weinige Europese landen waar op dit moment een verbod bestaat om foto’s te nemen van werken die in de publieke ruimte aanwezig zijn. Richtlijn 2001/29 geeft lidstaten echter de mogelijkheid om het auteursrecht te beperken bij het ‘het gebruik van werken, zoals werken van architectuur of beeldhouwwerken, gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden ondergebracht.
 
De invoering van de panoramavrijheid impliceert dat de auteur of de rechthebbende zich niet kan verzetten tegen een reproductie, bijvoorbeeld via het nemen van een foto of via de publicatie op internet, van een werk van beeldende, grafische of bouwkundige kunst dat zich in het openbaar domein bevindt. Het ‘openbaar domein’ omvat publieke straten, pleinen … die permanent bereikbaar zijn. Het gaat dus niet om openbare musea of het interieur van gebouwen die niet permanent geopend zijn voor het publiek en waarbij dus ook niet kan worden verondersteld dat de auteurs voor ogen hadden dat ze vrij zouden worden tentoongesteld.
 
Het kan gaan om een reproductie in om het even welke vorm, dus zowel op papier als in elektronische of andere vorm. Als bijkomende voorwaarde moet de reproductie gebeuren van het werk zoals het zich daar bevindt, dus binnen de huidige omgeving. De normale exploitatie van het werk mag hierbij niet onmogelijk gemaakt worden door de reproductie, waarbij geen schade kan worden berokkend aan de wettige belangen van de auteur.
 
Deze aanpassing treedt in werking op 15 juli 2016. Dat is 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad.